maandag 9 juli 2012

HET KAN VERKEREN

1     

Een simpele burger die onverwacht oog in oog komt te staan met een mens die uit de televisie is gestapt, lijkt door een goddelijke bliksem te worden getroffen. Zijn ogen lichten op, hij recht de rug, port zijn vrienden en kennissen met de elleboog en fluistert de alom bekende naam enkele keren luidop, in de hoop de aandacht van de illustere sterveling te trekken.
Ik bén een simpele burger. Maar in tegenstelling tot veel van mijn soortgenoten, val ik zelden ten prooi aan adoratie. En zeker niet wanneer de onderwerpen van deze vreemde verering zich in mijn vriendenkring ophouden.
Ooit, ondertussen een eeuwigheid of drie geleden, was ik bevriend met een kerel die het op een dag tot populaire zanger schopte. We kenden elkaar al lang voor hij populair werd. Onze vriendschap had dus niets met adoratie te maken. Het was échte vriendschap. Althans zo dacht ik toch.

Toen hij van zijn eerste vrouw ging scheiden, en zijn inboedel met een list voor halvering trachtte te vrijwaren, vroeg de zanger me aan huizenruil te doen. Ik vond het eerst een beetje vreemd, maar aangezien ik mij nooit met het privéleven van anderen heb ingelaten, ruilde ik met plezier mijn bescheiden, licht bouwvallig stulpje in voor zijn keurig, ruim appartement.
Voor mij was het een gouden ruil. Voor mijn ondertussen tot Bekende Vlaming uitgegroeide vriend iets minder. Het enge huisje bleek veel te klein om al zijn meubels te bevatten. Een eikenhouten tafel met zware millimetersdikke glasplaat en bijbehorende stoelen bleven noodgedwongen op het appartement staan en mocht ik gebruiken. Van dat ogenblik af kwam hij regelmatig op bezoek.

Op een keer stond hij met zijn nieuwe vriendin aan de deur, een warmhartige vrouw, die opviel door haar volstrekte ongedwongenheid en oprechtheid. De vriendschap tussen ons werd er alleen nog hechter door. Niets leek onze band te kunnen breken. Tot ik enkele jaren later in een impuls een foute beslissing nam.

Zoals alom geweten ‘erotiseert’ bekendheid. Het mag dus geen verwondering wekken dat mijn vriend een schare vrouwelijke fans had en hij kansen te over kreeg om van diverse walletjes te eten.
Op een dag kwam zijn vriendin bij me uithuilen. We zaten samen in de auto, ik herinner het mij alsof het gisteren was, op weg naar het huis waar ze samenwoonden.
Ze vertrouwde me toe dat ze van haar vriendinnen had vernomen dat haar ‘stier’ op een andere weide te dekken stond.
“Wat moet ik doen?” snikte ze wanhopig.
Ik stond versteld, want wist niets van de affaire. Ik las de verlatingsangst in haar ogen, en vond dat ik haar op één of andere manier moest helpen.
“Spreek hem er over aan,” antwoordde ik.
“Dat kan ik niet,” zei ze. “Als ik hem met de loslippigheid van mijn vriendinnen confronteer, zal hij me namen vragen. En ik wil hen niet in diskrediet brengen.”
Ze huilde warme tranen, die me in overmoed deden ontsteken. Ik voelde me in gedachten opveren als een arme agrariër die met zijn afgebroken riek een  geharnaste en zwaar bewapende ridder te lijf gaat ter bescherming van het zwakke geslacht.
“Zeg maar dat ik het je verteld heb,” zei ik, mij schrap zettend om het zware gewicht der schuld te dragen.

Toen we aankwamen bij hun huis bleek de zanger net thuis te zijn gekomen van een optreden. Hij zat in de keuken een glas te hijsen. Ze vroeg mij om even in de woonkamer te wachten omdat ze één en ander ‘te regelen’ had. Ik hoorde geagiteerde stemmen uit de keuken opstijgen… eerst vaag, daarna steeds luider, tot de deur hardhandig werd dichtgeklapt en er enige ogenblikken een ingehouden geroep weerklonk. Ik begon me af te vragen of ik er wel goed aan gedaan had mezelf op de barricaden te gooien. Ik wachtte gespannen en keek enigszins angstig op toen de deur weer openging.
De vriendin van de zanger kreeg ik niet meer te zien. Die was wellicht in tranen naar boven gevlucht. Mijn vriend kwam met afgemeten passen de woonkamer in gelopen. Ik wilde hem kameraadschappelijk begroeten, maar leek opeens lucht te zijn geworden. Rakelings liep hij enkele keren langs me heen, sprak geen woord en gunde me geen blik. Ik kon begrijpen dat hij me mijn vermeende loslippigheid kwalijk nam, maar niet dat hij me de kans niet bood om één en ander uit te klaren. Hij negeerde me volkomen, en dat op de laagst mogelijke manier.
Vijf minuten heb ik nog rondgehangen in dat grote huis, dat plots zijn gastvrijheid verloren had. Toen ben ik stilletjes weggegaan, het hele eind te voet terug naar de stad.

Een jaar of acht later sprak de zanger me nog één keer aan, toen hij zich voor het eerst kandidaat had gesteld om een zitje in de gemeenteraad te bemachtigen. Het ronselen van een stem ging even voor op het onderhouden van een diepgewortelde vete. Ik luisterde aandachtig naar zijn zelfverheerlijkend promotiepraatje.
Een week later zag ik hem toevallig weer. Hij stond in de plaatselijke supermarkt tussen de cd’s te bladeren. Ik ging zijn richting uit en zei goedlachs:
“Ha, mijnheer de burgemeester!”
Hij loensde heel even vanuit zijn ooghoek om te zien welke onverlaat het waagde de spot met hem te drijven, en boog zich meteen weer over de cd’s. Opnieuw werd ik straal genegeerd, en ik had het niet eens zo slecht bedoeld.

Op wie ik tijdens de verkiezingen heb gestemd, herinner ik mij niet meer, maar dat het géén populaire zanger was, dát weet ik wel héél zeker. 

Geen opmerkingen: