1
Een simpele burger die onverwacht oog in
oog komt te staan met een mens die uit de televisie is gestapt, lijkt door een goddelijke
bliksem te worden getroffen. Zijn ogen lichten op, hij recht de rug, port zijn vrienden
en kennissen met de elleboog en fluistert de alom bekende naam enkele keren
luidop, in de hoop de aandacht van de illustere sterveling te trekken.
Ik bén een simpele burger. Maar in
tegenstelling tot veel van mijn soortgenoten, val ik zelden ten prooi aan
adoratie. En zeker niet wanneer de onderwerpen van deze vreemde verering zich in
mijn vriendenkring ophouden.
Ooit, ondertussen een eeuwigheid of drie
geleden, was ik bevriend met een kerel die het op een dag tot populaire zanger
schopte. We kenden elkaar al lang voor hij populair werd. Onze vriendschap had dus
niets met adoratie te maken. Het was échte vriendschap. Althans zo dacht ik
toch.
Toen hij van zijn eerste vrouw ging
scheiden, en zijn inboedel met een list voor halvering trachtte te vrijwaren, vroeg
de zanger me aan huizenruil te doen. Ik vond het eerst een beetje vreemd, maar
aangezien ik mij nooit met het privéleven van anderen heb ingelaten, ruilde ik
met plezier mijn bescheiden, licht bouwvallig stulpje in voor zijn keurig, ruim
appartement.
Voor mij was het een gouden ruil. Voor mijn
ondertussen tot Bekende Vlaming uitgegroeide vriend iets minder. Het enge
huisje bleek veel te klein om al zijn meubels te bevatten. Een eikenhouten
tafel met zware millimetersdikke glasplaat en bijbehorende stoelen bleven
noodgedwongen op het appartement staan en mocht ik gebruiken. Van dat ogenblik
af kwam hij regelmatig op bezoek.
Op een keer stond hij met zijn nieuwe vriendin
aan de deur, een warmhartige vrouw, die opviel door haar volstrekte
ongedwongenheid en oprechtheid. De vriendschap tussen ons werd er alleen nog
hechter door. Niets leek onze band te kunnen breken. Tot ik enkele jaren later in
een impuls een foute beslissing nam.
Zoals alom geweten ‘erotiseert’ bekendheid.
Het mag dus geen verwondering wekken dat mijn vriend een schare vrouwelijke
fans had en hij kansen te over kreeg om van diverse walletjes te eten.
Op een dag kwam zijn vriendin bij me
uithuilen. We zaten samen in de auto, ik herinner het mij alsof het gisteren
was, op weg naar het huis waar ze samenwoonden.
Ze vertrouwde me toe dat ze van haar
vriendinnen had vernomen dat haar ‘stier’ op een andere weide te dekken stond.
“Wat moet ik doen?” snikte ze wanhopig.
Ik stond versteld, want wist niets van de
affaire. Ik las de verlatingsangst in haar ogen, en vond dat ik haar op één of
andere manier moest helpen.
“Spreek hem er over aan,” antwoordde ik.
“Dat kan ik niet,” zei ze. “Als ik hem met
de loslippigheid van mijn vriendinnen confronteer, zal hij me namen vragen. En
ik wil hen niet in diskrediet brengen.”
Ze huilde warme tranen, die me in overmoed deden
ontsteken. Ik voelde me in gedachten opveren als een arme agrariër die met zijn
afgebroken riek een geharnaste en zwaar
bewapende ridder te lijf gaat ter bescherming van het zwakke geslacht.
“Zeg maar dat ik het je verteld heb,” zei
ik, mij schrap zettend om het zware gewicht der schuld te dragen.
Toen we aankwamen bij hun huis bleek de
zanger net thuis te zijn gekomen van een optreden. Hij zat in de keuken een
glas te hijsen. Ze vroeg mij om even in de woonkamer te wachten omdat ze één en
ander ‘te regelen’ had. Ik hoorde geagiteerde stemmen uit de keuken opstijgen…
eerst vaag, daarna steeds luider, tot de deur hardhandig werd dichtgeklapt en
er enige ogenblikken een ingehouden geroep weerklonk. Ik begon me af te vragen
of ik er wel goed aan gedaan had mezelf op de barricaden te gooien. Ik wachtte
gespannen en keek enigszins angstig op toen de deur weer openging.
De vriendin van de zanger kreeg ik niet meer
te zien. Die was wellicht in tranen naar boven gevlucht. Mijn vriend kwam met
afgemeten passen de woonkamer in gelopen. Ik wilde hem kameraadschappelijk
begroeten, maar leek opeens lucht te zijn geworden. Rakelings liep hij enkele
keren langs me heen, sprak geen woord en gunde me geen blik. Ik kon begrijpen
dat hij me mijn vermeende loslippigheid kwalijk nam, maar niet dat hij me de
kans niet bood om één en ander uit te klaren. Hij negeerde me volkomen, en dat op
de laagst mogelijke manier.
Vijf minuten heb ik nog rondgehangen in dat
grote huis, dat plots zijn gastvrijheid verloren had. Toen ben ik stilletjes weggegaan,
het hele eind te voet terug naar de stad.
Een jaar of acht later sprak de zanger me
nog één keer aan, toen hij zich voor het eerst kandidaat had gesteld om een
zitje in de gemeenteraad te bemachtigen. Het ronselen van een stem ging even voor
op het onderhouden van een diepgewortelde vete. Ik luisterde aandachtig naar
zijn zelfverheerlijkend promotiepraatje.
Een week later zag ik hem toevallig weer.
Hij stond in de plaatselijke supermarkt tussen de cd’s te bladeren. Ik ging
zijn richting uit en zei goedlachs:
“Ha, mijnheer de burgemeester!”
Hij loensde heel even vanuit zijn ooghoek om
te zien welke onverlaat het waagde de spot met hem te drijven, en boog zich
meteen weer over de cd’s. Opnieuw werd ik straal genegeerd, en ik had het niet eens
zo slecht bedoeld.
Op wie ik tijdens de verkiezingen heb
gestemd, herinner ik mij niet meer, maar dat het géén populaire zanger was, dát weet ik
wel héél zeker.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten