maandag 24 september 2012

EEN VRIENDELIJK VOLK


    
Sinds vader tijdens de begrafenis van moeder een blik in zijn eigen graf wierp, leeft hij in een waas van herinneringen. Een gesprek over hedendaagse dingen is met hem nog nauwelijks te voeren. Zijn begripsvermogen is dermate afgetakeld dat hij je soms met grote ogen vol vertwijfeling aankijkt als je het over de meest alledaagse dingen hebt. Een telefoon of een scheerapparaat herkent hij als dusdanig soms niet meer. Zijn geheugen is verworden tot een zwart bord dat met een slecht uitgeklopte bordveger is gewist, en waarop nog slechts hier en daar enkele vage woorden te onderscheiden vallen. Enkel het verre verleden zit hem nog merkwaardig fris in het geheugen. Met een flinke dosis weemoed denkt hij met de regelmaat van een klok terug aan de tijd toen hij een prille twintiger was. Een tijd die hij als zorgeloos heeft ervaren, wat - gezien de wereldbrand die toen woedde - wel heel merkwaardig kan worden genoemd. Jawel, je leest het goed: de mooiste tijd van vaders leven speelde zich af tijdens de tweede wereldoorlog. En dan te weten dat hij in die periode, waarin de aardkorst door bommenregens werd omgewoeld, vier jaar lang in de heimat van de vijand vertoefde, in Berlijn om precies te zijn... volkomen vrijwillig. Dus geen verplichte tewerkstelling zoals je misschien denkt en zoals velen van zijn tijd- en generatiegenoten ondergingen, maar een zuiver vrijwillige. Weliswaar uit noodzaak. Want in Vlaanderen lagen de jobs toen niet voor het grijpen en het hongergevoel knaagde.

Tot zover laat het gezonde verstand nog enig begrip toe. Moeilijker te vatten echter is dat vader deze jaren als de mooiste tijd van zijn leven heeft ervaren.
“Dat komt”, zei hij toen het hem nog geen onmenselijke inspanning kostte om op woorden te komen, “omdat het Duitse volk zo vriendelijk en toegankelijk was.”
Kijk je ervan op dat we vader wel eens van foute sympathieën hebben verdacht? Onterecht zo blijkt. Vaders genegenheid is immers nooit uitgegaan naar in zwart leer gehulde militairen met hakenkruisen op de borst, maar wel naar de gewone Duitse burger die het allemaal 'nicht gewusst' heeft! Heel nobel van hem. Maar de overgave waarmee vader de vijand heeft gediend, doet zelfs nu nog menig wenkbrauw fronsen. Hielenlikkend heeft hij zich opgewerkt van pakjesbezorger over coupeur tot 'schnittmeister'... voor moffenkledij. Dat op zich al kan als bedenkelijk worden beschouwd. Maar toen het pleit voor de West-Germanen bijna verloren was en de nazi's hun laatste offensief inzetten, en daar alle mogelijke werkkrachten voor nodig hadden, werd hij zonder morren ijzersmelter in een fabriek waar bommen en ander oorlogsmaterieel werden vervaardigd! Nooit stelde hij zich bij deze bedenkelijke werkjes vragen; nooit ondernam hij een poging om dwars te liggen en de boel te saboteren.

En toch heeft vader één 'heldendaad' op zijn actief, een impulsieve reactie die in zijn voordeel pleit. Nadat geallieerde vliegtuigen op zekere nacht weer eens een zoveelste bommentapijt op Berlijn hadden gelegd en enkele van zijn Duitse collega's daar 's anderendaags hun beklag over deden, liet vader zich onbedacht ontvallen “dat zij dit niet voor niets deden”. Dat zo'n uitspraak niet in goede aarde viel, mag niet verwonderen. Heulen met de vijand werd in nazi-Duitsland immers niet geduld. Zelfs het koesteren van sympathieën voor de verdedigers van het eigen vaderland werd niet getolereerd. Vader moest zich diezelfde dag nog bij een hoge pief verantwoorden voor zijn boude uitspraak. Hij trachtte zijn woorden te plaatsen door te zeggen dat het niet abnormaal was dat de vijand bommen gooide, aangezien het nu eenmaal oorlog was. Maar de Duitse logica zat toentertijd anders in elkaar. Deportatie naar een strafkamp dreigde. Gelukkig had de rechtstreekse chef van vader het hoog op met die gedienstige en overijverige Belg die zich verder nergens vragen over stelde. Als wederdienst voor zijn trouw hield hij hem wel even de hand boven het hoofd, en wist hij de hoge pief ervan te overtuigen dat vader meer van nut was in de smelterij dan in een strafkamp. Vader kreeg een forse waarschuwing, waarna hij weer aan het werk mocht… tot hij enkele weken later een geut gesmolten ijzer over zijn onderste ledematen kreeg, en de oorlog als een gewond slachtoffer mocht uitzitten.

Pas na de oorlog kon vader weer naar België versassen, wat hij merkwaardig genoeg node deed. Duitsland, en in het bijzonder Berlijn, beviel hem zo dat hij er naar eigen zeggen best voorgoed had willen blijven, ware het niet dat hij “hier een lief had zitten”. Een acceptabele reden om terug te keren.

Nu de nevelen der oorlog al even zijn opgetrokken en ikzelf enkele keren Duitsland heb verkend, moet ik vader alvast op één punt gelijk geven. Afgezien van de vettige spijzen en fletse bieren is het er goed toeven. En ja, het Duitse volk is een uitermate toegankelijk én vriendelijk volk... Al durf ik er mijn hele hebben en houden op te verwedden dat geen enkele van de miljoenen slachtoffers van de Holocaust, bommenregens, vuurpelotons en gasovens deze stelling zou bijtreden, moest hen de mogelijkheid daartoe niet op een wreedaardige manier ontnomen zijn door datzelfde ‘vriendelijke’ volk.

Geen opmerkingen: