Sinds vader tijdens de begrafenis van moeder een blik in zijn eigen
graf wierp, leeft hij in een waas van herinneringen. Een gesprek over
hedendaagse dingen is met hem nog nauwelijks te voeren. Zijn begripsvermogen is
dermate afgetakeld dat hij je soms met grote ogen vol vertwijfeling aankijkt
als je het over de meest alledaagse dingen hebt. Een telefoon of een
scheerapparaat herkent hij als dusdanig soms niet meer. Zijn geheugen is verworden
tot een zwart bord dat met een slecht uitgeklopte bordveger is gewist, en waarop
nog slechts hier en daar enkele vage woorden te onderscheiden vallen. Enkel het
verre verleden zit hem nog merkwaardig fris in het geheugen. Met een flinke
dosis weemoed denkt hij met de regelmaat van een klok terug aan de tijd toen
hij een prille twintiger was. Een tijd die hij als zorgeloos heeft ervaren, wat
- gezien de wereldbrand die
toen woedde - wel
heel merkwaardig kan worden genoemd. Jawel, je leest het goed: de mooiste tijd
van vaders leven speelde zich af tijdens de tweede wereldoorlog. En dan te
weten dat hij in die periode, waarin de aardkorst door bommenregens werd
omgewoeld, vier jaar lang in de heimat van de vijand vertoefde, in Berlijn om
precies te zijn... volkomen vrijwillig. Dus geen verplichte tewerkstelling
zoals je misschien denkt en zoals velen van zijn tijd- en generatiegenoten ondergingen,
maar een zuiver vrijwillige. Weliswaar uit noodzaak. Want in Vlaanderen lagen
de jobs toen niet voor het grijpen en het hongergevoel knaagde.
Tot zover laat het gezonde verstand nog enig begrip toe. Moeilijker te
vatten echter is dat vader deze jaren als de mooiste tijd van zijn leven heeft
ervaren.
“Dat komt”, zei hij toen het
hem nog geen onmenselijke inspanning kostte om op woorden te komen, “omdat het Duitse volk zo vriendelijk en
toegankelijk was.”
Kijk je ervan op dat we vader wel eens van foute sympathieën hebben
verdacht? Onterecht zo blijkt. Vaders genegenheid is immers nooit uitgegaan
naar in zwart leer gehulde militairen met hakenkruisen op de borst, maar wel
naar de gewone Duitse burger die het allemaal 'nicht gewusst' heeft! Heel nobel
van hem. Maar de overgave waarmee vader de vijand heeft gediend, doet zelfs nu
nog menig wenkbrauw fronsen. Hielenlikkend heeft hij zich opgewerkt van
pakjesbezorger over coupeur tot 'schnittmeister'... voor moffenkledij. Dat op
zich al kan als bedenkelijk worden beschouwd. Maar toen het pleit voor de
West-Germanen bijna verloren was en de nazi's hun laatste offensief inzetten,
en daar alle mogelijke werkkrachten voor nodig hadden, werd hij zonder morren
ijzersmelter in een fabriek waar bommen en ander oorlogsmaterieel werden vervaardigd!
Nooit stelde hij zich bij deze bedenkelijke werkjes vragen; nooit ondernam hij een
poging om dwars te liggen en de boel te saboteren.
En toch heeft vader één 'heldendaad' op zijn actief, een impulsieve
reactie die in zijn voordeel pleit. Nadat geallieerde vliegtuigen op zekere
nacht weer eens een zoveelste bommentapijt op Berlijn hadden gelegd en enkele
van zijn Duitse collega's daar 's anderendaags hun beklag over deden, liet vader
zich onbedacht ontvallen “dat zij dit
niet voor niets deden”. Dat zo'n uitspraak niet in goede aarde viel, mag niet
verwonderen. Heulen met de vijand werd in nazi-Duitsland immers niet geduld. Zelfs
het koesteren van sympathieën voor de verdedigers van het eigen vaderland werd
niet getolereerd. Vader moest zich diezelfde dag nog bij een hoge pief
verantwoorden voor zijn boude uitspraak. Hij trachtte zijn woorden te plaatsen door
te zeggen dat het niet abnormaal was dat de vijand bommen gooide, aangezien het
nu eenmaal oorlog was. Maar de Duitse logica zat toentertijd anders in elkaar.
Deportatie naar een strafkamp dreigde. Gelukkig had de rechtstreekse chef van
vader het hoog op met die gedienstige en overijverige Belg die zich verder
nergens vragen over stelde. Als wederdienst voor zijn trouw hield hij hem wel
even de hand boven het hoofd, en wist hij de hoge pief ervan te overtuigen dat
vader meer van nut was in de smelterij dan in een strafkamp. Vader kreeg een
forse waarschuwing, waarna hij weer aan het werk mocht… tot hij enkele weken
later een geut gesmolten ijzer over zijn onderste ledematen kreeg, en de oorlog
als een gewond slachtoffer mocht uitzitten.
Pas na de oorlog kon vader weer naar België versassen, wat hij
merkwaardig genoeg node deed. Duitsland, en in het bijzonder Berlijn, beviel hem
zo dat hij er naar eigen zeggen best voorgoed had willen blijven, ware het niet
dat hij “hier een lief had zitten”.
Een acceptabele reden om terug te keren.
Nu de nevelen der oorlog al even zijn opgetrokken en ikzelf enkele
keren Duitsland heb verkend, moet ik vader alvast op één punt gelijk geven. Afgezien
van de vettige spijzen en fletse bieren is het er goed toeven. En ja, het
Duitse volk is een uitermate toegankelijk én vriendelijk volk... Al durf ik er
mijn hele hebben en houden op te verwedden dat geen enkele van de miljoenen
slachtoffers van de Holocaust, bommenregens, vuurpelotons en gasovens deze
stelling zou bijtreden, moest hen de mogelijkheid daartoe niet op een
wreedaardige manier ontnomen zijn door datzelfde ‘vriendelijke’ volk.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten