zaterdag 15 december 2012

SUPERMAN


Ik heb weleens een jongetje van acht in woede zien ontsteken alleen maar omdat een treiterig vriendje zich laatdunkend had uitgelaten over zijn vader. Kinderen van die leeftijd, ten prooi aan blinde adoratie, hebben de gewoonte hun helden onvoorwaardelijk te verdedigen. Een mooi maar wat naïef trekje. Zelf was ik nochtans niet anders. Ook ik ging in die tijd voor mijn held door het vuur. Enkel jammer dat ik hem nooit aan de ontbijttafel trof, zoals de meesten van mijn vriendjes. Mijn grote voorbeeld hield zich op in een klein kastje in de woonkamer, achter een bol scherm waarop hij één keer per week in sombere zwart-wittinten en lichtjes korrelig werd geprojecteerd. Moet het verwondering wekken dat ik meer dan eens overvallen werd door een opstoot van jaloersheid, wanneer ik weer eens een jongetje koesterend aan de nek van zijn vader zag bengelen. Papa hoort immers de enige échte grote held te zijn van jongetjes van acht, niet een wat vreemde kerel die, getooid met een goedkoop plastieken masker en gezeten achter het stuur van een auto waar de vlammen uitslaan, het onuitroeibare kwaad in de wereld tracht te bestrijden! Ik had graag - zoals andere kinderen - kunnen pochen dat ‘mijn papa’ de stoerste van de wereld was, niet bang om desnoods die vijfkoppige draak uit mijn nachtmerries te lijf te gaan. En ik had met hen in dispuut willen treden over het feit dat MIJN papa zonder twijfel de slimste was, aangezien hij op iedere vraag die ik stelde het sluitende antwoord wist.
Helaas liep het bij vader zo’n vaart niet. Ik vond 'mijn papa' helemaal niet stoer. Hoewel hij groot en zonder meer angstaanjagend was, zag ik hem niet dadelijk een draak te lijf gaan, zelfs niet één met maar een kop of twee. Bovendien luidde op eender welke waarom-vraag die ik stelde zijn antwoord steevast "Daarom!" Geen juiste attitude voor een held.

Nee, het lijdt geen twijfel dat heel wat jongetjes van acht in hun dromen vaak hun papa door het luchtruim zien klieven, één gestrekte arm voor zich uit, een lange rode mantel achter zich aan wapperend, een grote sierlijke 'S' op de borst die staat voor 'Superpapa'! Ik heb ook vaak over vader gedroomd, maar nooit kliefde hij door de lucht. Hij stond met zijn twee van schimmelnagels voorziene voeten altijd stevig op de grond. En op zijn borst prijkte geen 'S', maar een grote 'B'. Van boeman. Niet dat vader een slechte man was, maar hij was doorgaans wat kort aangebonden en ruw, en bovenal liet hij zich al te vaak opjutten door moeder die hem met plezier als schrik opvoerde.

Toch heb ik één keer kortstondig in de waan verkeerd dat ik op het punt stond de superman in mijn verwekker te ontdekken. Het was op een mooie lentedag. Ik had net mijn eerste fiets gekregen voor mijn verjaardag: een wankel geval dat te klein geworden was voor mijn opgroeiende broer en dat voordien nog aan een andere jongen had toebehoord, die het jaren daarvoor had overgenomen van een vriend van hem. Of zoiets. Vader zou me - weliswaar onder lichte druk van moeder - leren fietsen. Er stond plots heel wat te gebeuren in mijn jonge leven.

Terwijl vader met zijn koolschoppen van handen mijn stalen ros in bedwang hield, sloeg ik met enige moeite mijn been voorwaarts over de horizontale buis en hief mijn achterwerk op het afgeleefde lederen zadel. Om me te helpen gauw vaart te maken, zou hij me een fikse duw geven, waarna het een fluitje van een cent zou zijn om de hele straat uit te rijden. Het enige waar ik moest voor opletten, was dat ik niet tegen één van de jonge boompjes aan knalde waarmee het hele voetpad in de straat was afgezoomd.

Ik hoorde de grote voeten van vader zwaar op de straattegels ploffen, terwijl ik langzaam aan snelheid won. Op het moment dat hij me losliet, kneep ik krampachtig in de verduurde handvatten van het stuur. Freewheelend als een afgehaakt zweefvliegtuig zocht ik vervolgens mijn weg over het voetpad. Heel even voelde ik me als een engel op een wolk, maar dan zag ik plots vanuit het niets zo'n jong boompje voor me opdoemen. In paniek trachtte ik een botsing te vermijden, maar hoezeer ik ook aan mijn stuur trok, het lukte me niet om van koers te veranderen. En waar de remmen stonden, had vader nagelaten te vermelden. Een ogenblik later hing ik als de slingerende rank van een haagwinde rond de stam van het boompje gedraaid, terwijl ik angstvallig mijn vervaarlijk slagzij makende fiets tussen mijn knieën geklemd hield om verdere averij te vermijden. Mijn hele tengere lijf deed pijn, maar daar schonk ik geen aandacht aan. Ik werd helemaal in beslag genomen door de gedachte dat het grote moment, waarop mijn superman in actie zou treden, was aangebroken. Ik zag vader in mijn verbeelding reeds een arm voor zich uitstrekken, zich losmaken van de grond en naar me toe komen zweven, waarna hij mijn ranke lijf vakkundig van het boompje zou wikkelen, en me in zijn sterke armen te rusten zou leggen.
Helaas... toen ik met enige moeite het hoofd wist te draaien, kon ik enkel vaststellen dat mijn held al lang de vlucht naar binnen had genomen. Op dat moment verkreeg ik zekerheid: het zou me nooit gegund zijn toe te kijken hoe mijn eigen persoonlijke superman aan de ontbijttafel zijn boterhammen zat te smeren.

Van verdere fietslessen is nooit nog iets in huis gekomen, maar ach... nu, vijfenveertig jaar later, ben ik een voortreffelijk fietser. Ik lijk wel met een stalen frame tussen de benen geboren te zijn. Wellicht zal iedere topsporter het wel beamen: de harde leerschool is de beste. 

Geen opmerkingen: