Ik heb weleens een jongetje van acht in
woede zien ontsteken alleen maar omdat een treiterig vriendje zich laatdunkend
had uitgelaten over zijn vader. Kinderen van die leeftijd, ten prooi aan blinde
adoratie, hebben de gewoonte hun helden onvoorwaardelijk te verdedigen. Een mooi
maar wat naïef trekje. Zelf was ik nochtans niet anders. Ook ik ging in die
tijd voor mijn held door het vuur. Enkel jammer dat ik hem nooit aan de
ontbijttafel trof, zoals de meesten van mijn vriendjes. Mijn grote voorbeeld
hield zich op in een klein kastje in de woonkamer, achter een bol scherm waarop
hij één keer per week in sombere zwart-wittinten en lichtjes korrelig werd
geprojecteerd. Moet het verwondering wekken dat ik meer dan eens overvallen werd
door een opstoot van jaloersheid, wanneer ik weer eens een jongetje koesterend
aan de nek van zijn vader zag bengelen. Papa hoort immers de enige échte grote
held te zijn van jongetjes van acht, niet een wat vreemde kerel die, getooid
met een goedkoop plastieken masker en gezeten achter het stuur van een auto
waar de vlammen uitslaan, het onuitroeibare kwaad in de wereld tracht te
bestrijden! Ik had graag - zoals andere kinderen - kunnen pochen dat ‘mijn papa’
de stoerste van de wereld was, niet bang om desnoods die vijfkoppige draak uit
mijn nachtmerries te lijf te gaan. En ik had met hen in dispuut willen treden
over het feit dat MIJN papa zonder twijfel de slimste was, aangezien hij op
iedere vraag die ik stelde het sluitende antwoord wist.
Helaas liep het bij vader zo’n vaart niet.
Ik vond 'mijn papa' helemaal niet stoer. Hoewel hij groot en zonder meer angstaanjagend
was, zag ik hem niet dadelijk een draak te lijf gaan, zelfs niet één met maar een
kop of twee. Bovendien luidde op eender welke waarom-vraag die ik stelde zijn
antwoord steevast "Daarom!" Geen juiste attitude voor een held.
Nee, het lijdt geen twijfel dat heel
wat jongetjes van acht in hun dromen vaak hun papa door het luchtruim zien
klieven, één gestrekte arm voor zich uit, een lange rode mantel achter zich aan
wapperend, een grote sierlijke 'S' op de borst die staat voor 'Superpapa'! Ik
heb ook vaak over vader gedroomd, maar nooit kliefde hij door de lucht. Hij
stond met zijn twee van schimmelnagels voorziene voeten altijd stevig op de
grond. En op zijn borst prijkte geen 'S', maar een grote 'B'. Van boeman. Niet
dat vader een slechte man was, maar hij was doorgaans wat kort aangebonden en
ruw, en bovenal liet hij zich al te vaak opjutten door moeder die hem met
plezier als schrik opvoerde.
Toch heb ik één keer kortstondig in de
waan verkeerd dat ik op het punt stond de superman in mijn verwekker te
ontdekken. Het was op een mooie lentedag. Ik had net mijn eerste fiets gekregen
voor mijn verjaardag: een wankel geval dat te klein geworden was voor mijn opgroeiende
broer en dat voordien nog aan een andere jongen had toebehoord, die het jaren
daarvoor had overgenomen van een vriend van hem. Of zoiets. Vader zou me -
weliswaar onder lichte druk van moeder - leren fietsen. Er stond plots heel wat
te gebeuren in mijn jonge leven.
Terwijl vader met zijn koolschoppen van
handen mijn stalen ros in bedwang hield, sloeg ik met enige moeite mijn been voorwaarts
over de horizontale buis en hief mijn achterwerk op het afgeleefde lederen
zadel. Om me te helpen gauw vaart te maken, zou hij me een fikse duw geven,
waarna het een fluitje van een cent zou zijn om de hele straat uit te rijden. Het
enige waar ik moest voor opletten, was dat ik niet tegen één van de jonge
boompjes aan knalde waarmee het hele voetpad in de straat was afgezoomd.
Ik hoorde de grote voeten van vader
zwaar op de straattegels ploffen, terwijl ik langzaam aan snelheid won. Op het
moment dat hij me losliet, kneep ik krampachtig in de verduurde handvatten van
het stuur. Freewheelend als een afgehaakt zweefvliegtuig zocht ik vervolgens mijn
weg over het voetpad. Heel even voelde ik me als een engel op een wolk, maar dan
zag ik plots vanuit het niets zo'n jong boompje voor me opdoemen. In paniek
trachtte ik een botsing te vermijden, maar hoezeer ik ook aan mijn stuur trok,
het lukte me niet om van koers te veranderen. En waar de remmen stonden, had
vader nagelaten te vermelden. Een ogenblik later hing ik als de slingerende
rank van een haagwinde rond de stam van het boompje gedraaid, terwijl ik
angstvallig mijn vervaarlijk slagzij makende fiets tussen mijn knieën geklemd
hield om verdere averij te vermijden. Mijn hele tengere lijf deed pijn, maar
daar schonk ik geen aandacht aan. Ik werd helemaal in beslag genomen door de
gedachte dat het grote moment, waarop mijn superman in actie zou treden, was
aangebroken. Ik zag vader in mijn verbeelding reeds een arm voor zich uitstrekken,
zich losmaken van de grond en naar me toe komen zweven, waarna hij mijn ranke
lijf vakkundig van het boompje zou wikkelen, en me in zijn sterke armen te
rusten zou leggen.
Helaas... toen ik met enige moeite het
hoofd wist te draaien, kon ik enkel vaststellen dat mijn held al lang de vlucht
naar binnen had genomen. Op dat moment verkreeg ik zekerheid: het zou me nooit gegund
zijn toe te kijken hoe mijn eigen persoonlijke superman aan de ontbijttafel zijn
boterhammen zat te smeren.
Van verdere fietslessen is nooit nog iets
in huis gekomen, maar ach... nu, vijfenveertig jaar later, ben ik een
voortreffelijk fietser. Ik lijk wel met een stalen frame tussen de benen geboren
te zijn. Wellicht zal iedere topsporter het wel beamen: de harde leerschool is
de beste.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten