woensdag 16 januari 2013

MORSIG



Op weg naar Amsterdam, waar we een weekendje met de kinderen zouden doorbrengen, merkten we dat we een eind te vroeg zouden toekomen in de B&B die we via het internet hadden vastgelegd. Om zeker te zijn dat we niet voor een gesloten deur zouden staan, besloot ik even te bellen naar het bijhorende telefoonnummer.
Hallo, met Rinus,” klonk een vriendelijke mannenstem in mijn oor.
Goede morgen! Wij zijn de familie 'G....'. Wij hebben een kamer bij u geboekt voor het weekend, maar ik merk dat we wat voor zijn op het schema. Zou u het erg vinden indien we wat vroeger...”
Oooooooooooowwwwwwwwwwww!” klonk het luid en tergend lang in mijn oor. “Komt u nu al?! Nou, dan heb ik een klein probleempje. Ik zit nog op m'n boot!”
O... ja, maar dat is niet erg,” zei ik vlug. “In dat geval maken we wel een ommetje.”
Neeeeeeeeejjjjjj, hoeft niet!” boorde de stem van Rinus zich door mijn trommelvlies. “Ik haast me wel naar huis. Tot zo.”

Een kwartiertje later belden we aan bij een chic herenhuis in een Amsterdamse buitenwijk. Een grote man met een forse buik, die hem noopte licht achteruithellend door het leven te gaan, opende de deur. Prominent op de voorzijde van zijn trui zaten enkele vieze vetvlekken, en hij keek ons een beetje onwennig aan. Meteen bekroop me de vrees of de B&B wel aan onze verwachtingen zou voldoen, een vrees die even later werd bevestigd toen we de ruimte te zien kregen waar we zouden overnachten. Wat een kamer moest voorstellen, bleek niet meer dan een in aller haast opgetrokken vertrekje op het gelijkvloers te zijn dat de achterste helft van de woonkamer besloeg. De scheidingswand tussen de twee ruimtes werd gevormd door een grote kleerkast en enkele houten panelen die erg amateuristisch waren aangebracht. Het meubilair bestond uit een klein tafeltje, een aftandse stoel, een tweepersoonsbed en twee krappe spondes voor de kinderen. Bovendien hing er een nadrukkelijke slaapkamergeur en vertoonden alle drie de bedden duidelijk woelsporen van vorige bezoekers.
Het kamermeisje is niet komen opdagen,” was Rinus' verontschuldigende commentaar toen hij onze lichtjes verbijsterde blikken opmerkte. “Ik breng het straks wel in orde wanneer jullie de stad in zijn, want ik neem aan dat jullie hier zijn om Amsterdam te verkennen, nee? Mag ik jullie overigens ineens een goede tip geven? Ik raad jullie aan een rondvaart te maken op de grachten. Een unieke ervaring! Moeten jullie zeker doen. Maar voor jullie gaan, zal ik nog even de keuken tonen waar jullie het avondeten en het ontbijt kunnen bereiden.”

De kookplaats in kwestie bleek een krap kruipkot te zijn, waarvan het aanrecht volgestapeld stond met allerhande keukentoestellen en de kasten puilden van deels vervallen levensmiddelen. Het keukengerei was zonder uitzondering vies. Potten en pannen waren zwartgeblakerd, tassen vertoonden aan de binnenzijde op de bodem een bruine koffierand, glazen waren zo vuil dat ze uit mat glas leken te zijn vervaardigd en aan vorken en lepels kleefden de resten van vorige eetbeurten. Mijn vrouw en ik besloten meteen stilzwijgend om onze maaltijden elders te nuttigen.

Hoewel het weer niet optimaal was en we af en toe een druilerige regen te verwerken kregen, maakten we een lange leuke wandeling door de stad. Tegen de avond kreeg ik plots telefoon van Rinus: of we nog lang zouden wegblijven.
Toen ik vroeg waarom hij dat wilde weten, zei hij: “Nou, ik denk dat het stilaan wat laat wordt om nog te eten, nee?”
O, maar we hebben al gegeten,” antwoordde ik. “U hoeft met ons geen rekening te houden.”
"Maar jullie hadden hier toch alles bij de hand!" reageerde hij ontzet.
Ik smeerde hem gauw wat stroop aan de baard.
"Nou goed, maar jullie hebben toch die boottocht gemaakt?" herpakte hij zich.
"Euh... nee..." antwoordde ik aarzelend.
"Maar ik had jullie dat toch aangeraden!” riep hij haast in wanhoop. “Tjonge, wat zonde!"

Toen we later die avond terug op de kamer kwamen, bleken de bedden netjes opgemaakt te zijn en was de ergste slaapgeur verdreven. Maar omdat tussen de bovenkant van de kast en het hoge plafond een gapende ruimte van ruim een meter zat, kostte het ons geen enkele moeite om te horen wat Rinus in het andere gedeelte van de woonkamer uitvoerde - en andersom – wat onze privacy sterk beknotte.

Om tien uur, net toen onze veertienjarige dochter even in onderbroek en behaatje de kamer was uitgeglipt om nog een laatste bezoekje aan het toilet te brengen, werd er indringend op de deur geklopt. Voor we de kans kregen te reageren, trad Rinus binnen. Zonder zich om onze weinig verhullende nachtkledij te bekommeren, vatte hij post aan het voeteneinde van het bed waarop we lagen te lezen, en ontstak in een monoloog.
Nou moet me toch van het hart dat ik het sneu vind dat jullie mijn goede raad niet hebben opgevolgd,” begon hij. “Die boottocht is werkelijk fantastisch! Ik zou jullie toch met aandrang willen vragen het morgen te doen.”
Vervolgens onderhield hij ons een kwartierlang met wetenswaardigheden betreffende de stad. En dan was er nog de kwestie van het avondmaal. Dat we niet van zijn gastvrijheid gebruik hadden gemaakt, leek hem nog het meest dwars te zitten.
Maar goed,” zuchtte hij tot besluit, “dan moeten jullie hier morgenvroeg maar ontbijten. Koffie zit in de bus. Er is melk, suiker, brood, margarine, beleg, pindakaas...”
Dat is heel vriendelijk,” mompelde ik beschroomd, “maar ik denk toch dat we elders gaan ontbijten.”
Wáár dan?!?” deed hij onbegrijpend. “Jullie gaan zich blauw betalen voor een eitje, een kop koffie en een broodje, terwijl hier alles uit de kast te halen is!”
Ik zocht naar een aanvaardbare uitleg, maar vond er geen omdat ik hem de waarheid wilde besparen.
Nou goed, dan moeten jullie het zelf maar weten,” zuchtte hij gelaten. “Maar laat me dan tenminste jullie ontbijt betalen.”
Hij haalde zijn portefeuille tevoorschijn, diepte een briefje van twintig op en stak het me toe. Ik keek hem ongelovig aan en zei dat dit niet nodig was, maar hij stond erop dat we het geld aannamen.
Maar dan moeten jullie me wel beloven dat jullie dit bij 'De Joffers', hier om de hoek gaan besteden,” zei hij. “Het is er hartstikke lekker en gezellig.”
We beloofden plechtig aan zijn bede te zullen voldoen.
Toen Rinus eindelijk weg was, verscheen onze dochter ten tonele. Op haar billen tekende zich in een dieprode kleur de toiletbril af.

Het spreekt voor zich dat ik niemand deze Bed and Breakfast wil aanraden, maar loop je ooit in Amsterdam langs 'De Joffers', ga dan gerust even binnen om een hapje te eten. Het ontbijt is er erg lekker, de broodjes zijn er knapperig vers en er is beleg in overvloed. Bovendien is het bestek er schoon, de glazen doorzichtig en wordt de koffie geschonken in kraaknette tassen. Toch bedankt voor het heerlijke ontbijt, Rinus. 

Geen opmerkingen: