zondag 9 september 2012

UITGESTORVEN VOGELS


       
Waar is de tijd? Het is een verzuchting die je zelden slaakt als je achttien bent. Maar als je stilaan vanuit een donkere hoek het spook van de oude dag ziet opdoemen, dan durf je wel eens achterom te kijken. En niet zelden vind je jezelf een ogenblik later terug, achterovergeleund in een zetel, starend in een wazige verte, met een minzame glimlach om de mond. Herinneringen zijn vaak zoet. Het menselijke geheugen schift immers zalvend met het oog op een oude dag.
Zelf ben ik amper de vijftig voorbij, maar ik bulk van de mooie herinneringen. Opvallend vaak voeren deze mij terug naar de tijd dat onze kinderen nog klein waren. Wat een pret kun je beleven aan grut dat nog niet eigenwijs en tegendraads is geworden, ten prooi aan een onschuldvernietigende puberteit. Zalig waren de zondagnamiddagen waarop we uitstapjes met hen deden. Ordinaire pretparken waren niet aan ons besteed. De Efteling kon nog net, maar voor het overige geen parken waar mensen elkaar staan te verdringen om in toestellen te kruipen waar je vijf minuten later doodziek uitkomt, geen Vliegende Hollanders, noch roetsjbanen of ander zwierend en zwenkend tuig. Ook dierenparken bezochten we niet al te vaak. Uit hun biotoop gehaalde dieren die in veel te kleine kooitjes of afgerasterde weiden een lusteloos leven leiden, vind ik altijd een beetje zielig. Liever zochten we bestemmingen uit waar onze kinderen nog wat van opstaken. Zo stond het Museum voor Natuurwetenschappen in Brussel hoog op onze pretlijst. Skeletten van gigantische prehistorische reptielen doen het altijd bij jong grut. Ook het Scientastic Museum, waar de kinderen zich aan de gekste proeven konden onderwerpen, was een interessante belevenis.

Als bestemming voor zo’n zondagse uitstap kozen we op een keer het Heemkundemuseum De Botermolen in Keerbergen. Gevestigd in een oude hofboerderij, kun je er zien hoe mensen in de achttiende- en negentiende eeuw leefden, hoe hun klaslokalen er uitzagen, welke oude ambachten ze beoefenden, welke karren en gereedschappen de boeren uit de streek gebruikten… het leek ons een ‘educatief verantwoord’ uitje. Joke, een vriendinnetje van onze dochter, was mee. Een woelwater, altijd goed geluimd, telkens in voor het scheppen van sfeer, maar soms wat te impulsief en vooral een tikkeltje te luidruchtig, zo mochten we ondervinden.

Na afloop van het museumbezoek gingen we met heel de bende een glas drinken in de antieke drankgelegenheid in één van de gebouwen van de hofboerderij. Toen we de deur van het etablissement openden, leek het alsof we net uit een teletijdmachine waren gestapt. Het aanwezige cliënteel vormde als het ware een symbiose met het museum. De gemiddelde leeftijd lag ver boven de bejaardengrens, en de gezichten waren getooid met een versteende glimlach. De koffie op de tafels was al lang uitgedampt en het bier verschaald. Van de blikken die ons werden toegeworpen, werden wij lichtjes ongemakkelijk. Maar we hadden dorst en zetten noodgedwongen ons ongemak opzij.
We namen plaats aan een ronde tafel waarover een wollig wandtapijtachtig tafelkleed lag dat stoffig oogde en muf rook, en bestelden drankjes die ons gebracht werden door een beverig mannetje met kromgewerkte vingers. Meteen nadat we een eerste slok hadden genomen, stelde het onvermoeibare Joke voor om een spelletje te spelen. Om beurten moesten we een dier noemen dat begon met de laatste letter van het vorige. Dat tijdverdrijf kenden mijn vrouw en ik nog uit onze jeugd, en dus lieten we ons overhalen om mee te spelen. Kat – tijger – raaf – flamingo – olifant – tapir – reebok – koe – everzwijn - neushoorn…  alle mogelijke dierennamen passeerden de revue. Maar reeds na enkele rondjes werd het een hele klus om nog een dier te bedenken dat alweer met een ‘r’ of een ‘n’ of een ‘d’ begon en nog niet eerder was genoemd.
Toen zoonlief na lang nadenken uiteindelijk toch ‘luipaard’ wist op te werpen als antwoord op mijn ‘ezel’,  zuchtte Joke, die aan zet was, diep.
 “Gôôôh, wéér een ‘d’!” steunde ze verongelijkt.
Aangenomen dat zij zou moeten passen, dacht ik al na over welk dier ik zou kunnen antwoorden, indien ik terug aan de beurt zou komen. Maar de dieren met een ‘d’ leken uitgeput. Ik kon er zelf geen enkel meer verzinnen.
Omdat het er naar uit zag dat niemand nog een idee had, nam ik reeds genoegzaam een slok van mijn bier. Maar dan veerde het hele jonge lijf van Joke plots recht als gevolg van een lumineuze ingeving.
“Ik weet het, een dildo!” riep ze luid. “Een dildo!”
Een angstwekkende stilte vulde terstond het café. Het bier in mijn keel aarzelde welk pad het zou kiezen. Terwijl ik mijn hoest trachtte te onderdrukken, keek ik voorzichtig om me heen, en zag dat de versteende glimlach van het gelaat der ouderlingen was gekruimeld als eeuwenoude verf van een deur. Mijn vrouw en ik keken elkaar aan met een mengeling van geamuseerdheid en gêne.
“Je bedoelt wellicht een dingo, zo’n wilde hond uit Australië,” trachtte ik Joke op het juiste spoor te zetten.
“Nee, ik bedoel een dildo!” riep ze nog gejaagder en zekerder van haar stuk dan tevoren. “Ik geloof dat het een vogel is! Ja, het is een vogel, een uitgestorven vogel, ik weet het zeker!”
“Je bedoelt een dodo,” wierp mijn vrouw op.
Dat was al eens gezegd.
“Nee! Een dildo!!!” gilde Joke onbeheerst.
Ik keek opnieuw om me heen en zag het gros van de aanwezigen  - dat deel dat niet gebukt ging onder extreme doofheid - onrustig heen en weer schuifelen op zijn stoel.
“Oké,” keerde ik me snel naar onze dochter om de aandacht af te leiden, “het is aan jou. Ken jij nog een dier dat begint met de letter ‘o’?”
“Ik wel!” antwoordde Joke enthousiast.
“Ja, maar het is nu aan Elisabeth,” zei ik vlug.
Onze dochter dacht diep na, maar kon geen dier met een ‘o’ meer bedenken. Mijn vrouw dan maar? Ook zij had geen idee. Mijn beurt dan. Helaas… okapi, olifant, orang-oetang, otter, ooievaar, onzelieveheersbeestje… het was allemaal al eens gezegd. Ik kon ook niks meer bedenken, en zoonlief evenmin.
“Oké, dan mag ik!” poneerde Joke, die de spelregels maar al te goed kende en wist dat ze - hoewel reeds gewonnen - nog een nabeurt had.
“Goed dan,” zei ik, snel in mijn geheugen gravend om na te gaan of ik weet had van een seksspeeltje waarvan de naam met een ‘o’ begon.
“Een oeros!” klonk het.
Opgelucht haalden mijn vrouw en ik adem. We wierpen een steelse blik op de ouden van dagen in onze nabije omgeving, in wie stilaan weer wat leven leek te komen. Gevaar geweken, dacht ik, tot plots het schelle stemmetje van ons zoontje door de stilte kliefde, dat - weetgierig als altijd - met een prangende vraag zat.
“Mama, wat is een dildo eigenlijk?”  klonk het luid en duidelijk.

Geen opmerkingen: