Wie kent hem
niet, ouwe gabber Murphy? Geen mens kan zich zijn beeltenis voor de geest
halen. Haast niemand weet wanneer hij leefde of waar hij vandaan kwam. Geen
roddelblad heeft ooit een artikel aan hem gewijd. Nooit is publiek gemaakt
hoeveel buitenechtelijke relaties hij er op nahield, wie zijn vrouw was en
wanneer ze ongesteld was, en in welke onverkwikkelijke disciplines zijn
kinderen uitblonken. Maar iedereen kent zijn wet: de veelbesproken wet van
Murphy! En wat erger is: iedereen krijgt er in zijn leven meermaals mee te
maken, de ene al wat frequenter en noodlottiger dan de andere. Het is wellicht
de meest verbreide wet ter wereld. Dat komt omdat het geen echte wet is, noch
een twijfelachtig decreet in het leven geroepen door een halfslachtige
politicus, maar een wetmatigheid, een natuurlijk fenomeen dat voor het eerst door
Murphy werd beschreven en daarom zijn naam draagt.
Hét klassieke en
telkens aangehaalde voorbeeld om de betreffende wet te duiden, luidt: “Laat je een gesmeerde boterham vallen, dan
valt hij altijd met de gesmeerde kant naar beneden.” Hiermee is in principe
alles gezegd, maar er zijn nog zoveel mooie voorbeelden dat ik er graag enkele
van de opmerkelijkste citeer:
“Als je twee toetsen tegelijk aanslaat op je
computerklavier, verschijnt altijd de verkeerde letter op je beeldscherm.”
“Een schone stropdas trekt altijd de soep van de dag
aan.”
“Tachtig procent van het examen gaat over die ene
les die je hebt gemist.”
“De file aan het naburige loket gaat altijd sneller
dan degene waar je zelf in staat.”
“De bus uit de tegenovergestelde richting komt
altijd eerder aan dan degene waarop je wacht.”
En tot slot nog
deze: “Degene die snurkt, valt altijd
eerst in slaap”.
Soms zijn ze
treffend, soms amusant, maar wat alle voorbeelden gemeen hebben, is dat ze je
een gevoel van herkenning bezorgen.
Zelf kan ik een
lijvig boek vullen met opmerkelijke illustraties van hoe ik meermaals te maken
kreeg met ‘Murphy’s law’. De meeste zijn echter te banaal en alledaags om er
woorden aan vuil te maken. Een opsomming zou al gauw tot verveling leiden. Maar
één van de meest opmerkelijke staaltjes van de betreffende wetmatigheid wil ik
jullie niet onthouden.
Het voorval gebeurde
in de periode dat ik nog in de mening verkeerde dat ik het ooit tot
stervoetballer zou schoppen. Het veld waar we als 'straatploegje zonder
middelen' onze trainingen hielden, was een oude koeienwei vol kuilen en plukken
wild gras, die het voetballen tot een hachelijke onderneming maakten. Het lag
naast een onteigende hoeve die mettertijd plaats zou ruimen voor de ringweg
rond de stad.
Achter één van
de doelen van ons 'aardappelveld' bevond zich een klein dichtbegroeid bosje,
dat een slordige honderddertig vierkante meter besloeg.
Op een dag vond
ik niet ver van het doel waarin ik had postgevat, verborgen in het gras dat
onbespeelbaar hoog stond, een vuistgrote steen. Hoe die steen op het veld
terechtkwam, zal altijd een raadsel blijven, maar aangezien hij een gevaar
vormde voor lijf en leden, diende hij zo snel mogelijk verwijderd te worden.
Terwijl mijn
ploegmaats met veel overgave het veld trachten over te ploeteren zoals soldaten
het niemandsland tussen twee vijandelijke loopgraven, raapte ik de steen op, en
gooide hem achteloos in een hoge boog achter mij het bosje in. Na een
ongetwijfeld fraaie vlucht door de ijle lucht, dook de steen hoorbaar het
dichte bladerdek in, waar hij zich fel ritselend een weg zocht naar beneden. De
doffe plof die volgde, deed me vermoeden dat de steen veilig op de grond was
terechtgekomen. Helaas... na een secondelange onheilspellende stilte weerklonk
plots een ijzingwekkend kinderlijk geschrei dat als een aangezwengelde sirene langzaam
aanzwol. Ik voelde mij koud worden over heel mijn lichaam, draaide me om en zag
tot mijn afgrijzen het tienjarige broertje van een ploegmaat het bosje uit
komen gestrompeld, hevig bloedend aan het hoofd. De steen had feilloos de weg
naar zijn onvolgroeide kinderhoofd gevonden.
Terwijl ik de
ene uitbrander na de andere te verduren kreeg en verging van schuldgevoelens,
werd de jongen in allerijl naar het ziekenhuis gebracht, waar een zevental
hechtingen in de hoofdhuid werden aangebracht en een stevige hersenschudding
werd vastgesteld.
Sinds die dag
heb ik mijn eigen variatie op de wet van Murphy:
“Als je achteloos een steen in een
dichtbegroeid bosje gooit, dan valt die steen steeds op die ene persoon die net
in dat bosje rondloopt.”
Tot slot nog
even dit: Edward Aloysius Murphy was een Amerikaans ruimtevaartingenieur die
leefde van 1918 tot 1990. Zijn
oorspronkelijke wet luidde samengebald: “If theres any way they can do it
wrong, they will”. De
vrouw van Murphy was een lelijk wijf met rotte tanden, scheefgegroeide tenen,
schimmelnagels en hangtieten, die bovendien erg onregelmatig menstrueerde. De
kinderen van Murphy waren stuk voor stuk doorzopen leeglopers, drugsverslaafden
en/of verstandelijk gehandicapten.....
Hoewel wellicht
enkel de eerste twee beweringen van deze epiloog op waarheid berusten, doet het
– in naam van de hele geteisterde mensheid – deugd om eindelijk eens wraak te
kunnen nemen op de man wiens naam onlosmakelijke verbonden is met tergend
onheil.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten