zondag 30 september 2012

MURPHY



Wie kent hem niet, ouwe gabber Murphy? Geen mens kan zich zijn beeltenis voor de geest halen. Haast niemand weet wanneer hij leefde of waar hij vandaan kwam. Geen roddelblad heeft ooit een artikel aan hem gewijd. Nooit is publiek gemaakt hoeveel buitenechtelijke relaties hij er op nahield, wie zijn vrouw was en wanneer ze ongesteld was, en in welke onverkwikkelijke disciplines zijn kinderen uitblonken. Maar iedereen kent zijn wet: de veelbesproken wet van Murphy! En wat erger is: iedereen krijgt er in zijn leven meermaals mee te maken, de ene al wat frequenter en noodlottiger dan de andere. Het is wellicht de meest verbreide wet ter wereld. Dat komt omdat het geen echte wet is, noch een twijfelachtig decreet in het leven geroepen door een halfslachtige politicus, maar een wetmatigheid, een natuurlijk fenomeen dat voor het eerst door Murphy werd beschreven en daarom zijn naam draagt.

Hét klassieke en telkens aangehaalde voorbeeld om de betreffende wet te duiden, luidt: “Laat je een gesmeerde boterham vallen, dan valt hij altijd met de gesmeerde kant naar beneden.” Hiermee is in principe alles gezegd, maar er zijn nog zoveel mooie voorbeelden dat ik er graag enkele van de opmerkelijkste citeer:
“Als je twee toetsen tegelijk aanslaat op je computerklavier, verschijnt altijd de verkeerde letter op je beeldscherm.”
“Een schone stropdas trekt altijd de soep van de dag aan.”
“Tachtig procent van het examen gaat over die ene les die je hebt gemist.”
“De file aan het naburige loket gaat altijd sneller dan degene waar je zelf in staat.”
“De bus uit de tegenovergestelde richting komt altijd eerder aan dan degene waarop je wacht.
En tot slot nog deze: “Degene die snurkt, valt altijd eerst in slaap”.
Soms zijn ze treffend, soms amusant, maar wat alle voorbeelden gemeen hebben, is dat ze je een gevoel van herkenning bezorgen.

Zelf kan ik een lijvig boek vullen met opmerkelijke illustraties van hoe ik meermaals te maken kreeg met ‘Murphy’s law’. De meeste zijn echter te banaal en alledaags om er woorden aan vuil te maken. Een opsomming zou al gauw tot verveling leiden. Maar één van de meest opmerkelijke staaltjes van de betreffende wetmatigheid wil ik jullie niet onthouden.

Het voorval gebeurde in de periode dat ik nog in de mening verkeerde dat ik het ooit tot stervoetballer zou schoppen. Het veld waar we als 'straatploegje zonder middelen' onze trainingen hielden, was een oude koeienwei vol kuilen en plukken wild gras, die het voetballen tot een hachelijke onderneming maakten. Het lag naast een onteigende hoeve die mettertijd plaats zou ruimen voor de ringweg rond de stad.
Achter één van de doelen van ons 'aardappelveld' bevond zich een klein dichtbegroeid bosje, dat een slordige honderddertig vierkante meter besloeg.
Op een dag vond ik niet ver van het doel waarin ik had postgevat, verborgen in het gras dat onbespeelbaar hoog stond, een vuistgrote steen. Hoe die steen op het veld terechtkwam, zal altijd een raadsel blijven, maar aangezien hij een gevaar vormde voor lijf en leden, diende hij zo snel mogelijk verwijderd te worden.
Terwijl mijn ploegmaats met veel overgave het veld trachten over te ploeteren zoals soldaten het niemandsland tussen twee vijandelijke loopgraven, raapte ik de steen op, en gooide hem achteloos in een hoge boog achter mij het bosje in. Na een ongetwijfeld fraaie vlucht door de ijle lucht, dook de steen hoorbaar het dichte bladerdek in, waar hij zich fel ritselend een weg zocht naar beneden. De doffe plof die volgde, deed me vermoeden dat de steen veilig op de grond was terechtgekomen. Helaas... na een secondelange onheilspellende stilte weerklonk plots een ijzingwekkend kinderlijk geschrei dat als een aangezwengelde sirene langzaam aanzwol. Ik voelde mij koud worden over heel mijn lichaam, draaide me om en zag tot mijn afgrijzen het tienjarige broertje van een ploegmaat het bosje uit komen gestrompeld, hevig bloedend aan het hoofd. De steen had feilloos de weg naar zijn onvolgroeide kinderhoofd gevonden.
Terwijl ik de ene uitbrander na de andere te verduren kreeg en verging van schuldgevoelens, werd de jongen in allerijl naar het ziekenhuis gebracht, waar een zevental hechtingen in de hoofdhuid werden aangebracht en een stevige hersenschudding werd vastgesteld.

Sinds die dag heb ik mijn eigen variatie op de wet van Murphy:
Als je achteloos een steen in een dichtbegroeid bosje gooit, dan valt die steen steeds op die ene persoon die net in dat bosje rondloopt.”

Tot slot nog even dit: Edward Aloysius Murphy was een Amerikaans ruimtevaartingenieur die leefde van 1918 tot 1990. Zijn oorspronkelijke wet luidde samengebald: “If theres any way they can do it wrong, they will”. De vrouw van Murphy was een lelijk wijf met rotte tanden, scheefgegroeide tenen, schimmelnagels en hangtieten, die bovendien erg onregelmatig menstrueerde. De kinderen van Murphy waren stuk voor stuk doorzopen leeglopers, drugsverslaafden en/of verstandelijk gehandicapten.....
Hoewel wellicht enkel de eerste twee beweringen van deze epiloog op waarheid berusten, doet het – in naam van de hele geteisterde mensheid – deugd om eindelijk eens wraak te kunnen nemen op de man wiens naam onlosmakelijke verbonden is met tergend onheil.



Geen opmerkingen: